donderdag 3 november 2022

We zien je wel weer

Onderstaande column verscheen in de Groenlose Gids van 26 oktober 2022, enkele dagen na de Slag om Grol, een tweejaarlijks reenactmentspektakel.

De oorlog is voorbij en Groenlo maakt de balans op. Vele duizenden bezoekers kwamen op het spektakel af, Grollenaren lieten zich met schitterende bouwwerken van hun zeventiende-eeuwste kant zien. De horeca kreeg het niet voor elkaar samen een slagmunt in het leven te roepen en probeerden allemaal voor zichzelf zoveel mogelijk munt te slaan uit deze vrolijke tourist trap. De plaatselijke uitbaters lieten zich dus van hun bekendste kant zien. Verder inhaleerde iedere bezoeker het equivalent van tientallen sigaretten aan houtvuurrook. Iedereen die drie dagen lang bij hun groepsvuur bleef nog veel meer. Leuk feestje maar niet geschikt voor mensen met kwetsbare luchtwegen.

Verder ging mijn dochter voor het eerst zonder haar ouders op pad. Loslaten wordt in de toekomst minder zwaar als we in het veilige verleden beginnen, dachten we. Eerst spraken we op regelmatige momenten af maar dat veranderde al snel in ‘Ga maar. We zien je wel weer’.

Eerder in het weekend hadden we al een ander verleden bezocht. Op de zoveelenzeventigste verjaardag van mijn vader waren, bij wijze van verrassing, al zijn overgebleven broers en zussen, deels met aanhang, op komen dagen. Voor het eerst in jaren trof ik ze weer om een verjaardagstafel. Ik ging weliswaar geen vier eeuwen, maar wel vier decennia terug in tijd. Bij mijn opa en oma zaten toen mijn ouders, mijn ooms en tantes, twintig in totaal, om een te kleine tafel in de achterkamer. Wij, de neven en nichten, hoorden, al spelend in de voorkamer en meerokend in de mist van sigaren en sigaretten, de harde stemmen van de ooms, de sterke verhalen, de knallende knalpotten en bulderende lachsalvo’s. Ik hield van die momenten, en van mijn opa en oma, mijn ooms en mijn tantes. Sommigen waren helden.

Nu zat ik zelf aan de verjaardagstafel met mijn ooms en tantes. Mijn kinderen waren er ook. Mijn helden zijn vreemden voor hen, mijn opa en oma volslagen onbekenden. Het waren er ook al lang geen twintig meer en hoewel de verhalen minder sterk waren en doorspekt met de realiteit van afscheid en aftakeling, hoewel het roken voorbij was en had plaatsgemaakt voor de verheerlijking van Olga Commandeur als gezondheidsgoeroe, en hoewel de luide stemmen nu fragieler klonken waren daar nog steeds de lachsalvo’s. Niets verandert echt totdat het, op een dag, gewoon stopt.

Terug in 1627 wonnen de Staatsen. Voor de negende keer alweer. De eerste keer waren de Grollenaren er niet zo blij mee geweest – het Spaanse juk woog in het katholieke Grolle niet zo zwaar – maar nu werd de bevrijding wederom groots en vooral nat gevierd.

Het verleden laat haar sporen na, totdat de tand des tijds ze gewoon uitwist. Je leeft en je sterft, dan heb je nog twee generaties in de herinnering van dierbaren voordat je verdwijnt in de mist van de tijd. Tenzij je Frederik Hendrik heet en een of ander stadje de geschiedenisboeken afstoft en je een geweldige comeback gunt. Een stadje dat door de rook van houtvuur en kruitdampen een held van je maakt.

Daar komt onze dochter weer aan.

‘Papa, mama, mag ik nog even…’

‘Ga maar. Zorg dat je lol hebt. We zien je wel weer.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten