Deze column verscheen in de Groenlose Gids van 8-06-2022 en gaat over het afscheid van de voetbalclub van mijn jeugd.
De Grolse Boys waren old boys geworden en het Wilgenpark een woestenij. Dus vond het afscheid plaats bij café Halfweg waar soms werd gevoetbald en soms een bierbuikenballet in slow motion werd opgevoerd. Maar steeds was het met het fanatisme waar de jongens in rood ruim 70 jaar om bekend hadden gestaan. Om zo hard mogelijk te rennen en luidkeels kenbaar te maken dat je vrij staat, hoef je immers niet te kunnen voetballen. En dat je over een bal duikt, betekent niet dat er vanuit het doel geen aanwijzingen het luchtledige in geschreeuwd kunnen worden. Tussen de wedstrijden door werd, met een ice pack op de pijnlijke vijftigerskuit, uitgelegd welke net niet geslaagde actie tot de blessure had geleid. Maar op het veld of, zoals ik, als toeschouwer langs de lijn was iedereen weer even het kind, de tiener of twintiger die in een rood shirt ooit tot grootse daden in staat was geweest. Hoe ouder we werden, hoe beter we vroeger waren.
Het rode shirt was van een echte volksclub. Een club waar niet
de geur van Grolse wind over de velden waaide maar de geur van boerenmest. Een
club waar iedereen echt welkom was, en iedereen zich met elkaar verbonden
voelde, als de brug over de Slinge die we allemaal overstaken op weg naar het Wilgenpark.
Van die club moest afscheid genomen worden. Van het rood is slechts een schamel
streepje over op het blauw van de club aan de andere kant van het dorp. David
en Goliath hebben de strijdbijl begraven. Geen winnaars, geen verliezers. Er
restte alleen nog een laatste groet; een uitvaart met een glimlach. De
voetbalmiddag die gevolgd werd door de ‘Boys in Rosso, l’ultimo’ was een feest
van verbroedering en weerzien. We spraken en lachten op dezelfde toon als we
ooit deden in de kantine; dezelfde ironische glimlach van de linksbuiten,
dezelfde melancholie van de spits en hetzelfde venijn van de laatste man. Niets
was veranderd maar toch was alles anders. Het ging niet meer, zoals vroeger,
over de wedstrijd van vanmiddag of het feest van vanavond. Het ging nu over zieke
en overleden ouders, over zorgenkindjes en voorbije relaties. Maar ook deelden
we herinneringen aan onwaarschijnlijke goals en legendarische wedstrijden. Ouwe
ballen uit de Slinge, ouwe-jongens-krentenbrood.
Radomir, jarenlang vrijwilliger, was tot tranen geroerd toen
hij het podium op mocht om een ingelijst shirt in ontvangst te nemen. Na
tientallen jaren vrijwilligerswerk en vlak voor zijn terugkeer naar Servië, zijn
vaderland, waren het natuurlijk vooral zijn tranen maar stonden ze ook symbool
voor ruim 70 jaar bardiensten, lijnentrekken, elftal begeleiden en shirtjes
wassen. Het waren ook tranen voor de Bennies, de Japies, de Martins, de mevrouw
Te Spenkes en al die anderen die meegaan in de geschiedenisboeken van de
warmste club van de Achterhoek. En natuurlijk voor Harry, de laatste voorzitter,
die met de onvermijdelijke fusie het einde van een tijdperk niet kon voorkomen.
Hij en zijn zonen toonden zich met schalen bitterballen en gratis drank de
uitgelaten kraaien op deze vrolijke en alcoholische uitvaart.
Dries Roelvink mocht het laatste beetje geld van de bodem
van de clubkas schrapen en de rode kist het graf in zingen. Dat deed hij op de
manier waarop de Boys hun wedstrijden wonnen: veel missers, soms vals maar met
tomeloze inzet. Het toch al vrolijke afscheid bereikte een hoogtepunt. Toen ik
na het laatste fluitsignaal huiswaarts keerde, keek ik vlak voor de brug over
de Slinge even naar rechts en zag ik mezelf in het doel staan. Met een
prachtige snoekduik sloeg ik de bal uit de kruising. Achter en voor mij voelde
ik anderen kijken hoe ook zij een wedstrijd beslisten. Wat waren we vroeger
goed.
Toen fietste ik de brug over. Terug het nu in. De Grolse Boys
bestaan niet meer. De brug over de Slinge nog wel. Die moet de Boysbrug gaan
heten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten