dinsdag 5 mei 2015

Ruttes hoop

Twee keer per week, alsof het een redactieafspraak is, krijg ik een alert van mijn Volkskrant-app. Zo ben ik al eens gestoord voor de strafmaat van een of ander tot Bonny-en-Clydeproporties gehypet sneu boevenpaartje maar ook voor de uitslag van een voetbalwedstrijd die, voor alle geïnteresseerden, zojuist op tv was geweest. In superlatieven wordt elk
gebeurtenisje tot mediaspektakel gemaakt. De alert of het ‘breaking news’ is zo aan hyperinflatie onderhevig dat ik, doofgeschreeuwd, de van mij verwachte alertheid (dat suggereert de naam toch) niet meer kan opbrengen.

De twee minuten stilte tijdens de dodenherdenking voelt als een oase van rust. Ongeveer 20 seconden lang hoop ik, televisiezwijgend, op een Damschreeuwer, een ontploffinkje of een andere onverwachte gebeurtenis die mijn sensatiezucht kan stillen maar al snel verdwijn ik in de stilte en zou willen dat die langer duurde. Helaas, ook de stilte van deze dodenherdenking was eindig. Het was de premier zelf die de stilte verbrak met een toespraak over zijn grootouders die de hel hadden gezien bij het bombardement van Rotterdam waarbij naar schatting 700 mensen omkwamen. Verder sprak hij over verworvenheden als Vrede, Vrijheid en Rechtvaardigheid (hij vermeed, heel slim, als derde woord het voor de hand liggende Democratie) waar de dapperen in de oorlog zo hard voor hadden gestreden. Rutte jeukt, dus de tv ging uit en de radio aan.

Daar hoorde ik even later Rutte weer. Naar het gesprek dat hij had met de verslaggever luisterde ik met stijgende verbazing.

‘Mijn hele speech was één grote provocatie. Ik had hem geschreven om boegeroep uit te lokken onder de aanwezigen’, verraste hij de interviewer.
‘Hoe kan ik het bij de dodenherdenking hebben over de 700 doden in de hel van Rotterdam, terwijl er nu duizenden mensen aan een zeker einde komen in het koude water van de Middellandse Zee, terwijl ze hun vege lijf proberen te redden ten koste van hun lotgenoten?’, zei hij. Ik twijfelde of ik hem goed had verstaan en zette de radio harder.

‘Wanhopige mensen die, voor zover ze die hadden, huis en haard hebben achtergelaten, om hun eigen betekenisloze, door gevaar en honger geregeerde, leventje proberen te redden door een fortuin te betalen aan louche mensensmokkelaars en op wankele bootjes te vluchten naar een plek waar simpelweg wél voedsel is. Mensen die wij onze rug toekeren en laten verzuipen. Of, als ze het overleven, laten tegenhouden door anderen. Wij willen onze vingers er immers niet aan branden’.

De interviewer op de radio was met stomheid geslagen. Een vervolgvraag leek niet bij hem op te komen. Ook ik schreeuwde voor eens geen vraag richting radio of tv. De halfbakken verslaggevertjes die zich politiek journalisten noemen, stellen immers nooit de juiste vragen. Ze zijn er slechts op uit het toneelstukje in stand te houden en geven politici alle ruimte zich te uiten in voorgekauwde holle frasen. Maar dit had ik nog nooit gehoord. Het was Rutte zelf die de korte radiostilte doorbrak.

‘En hoe durf ik tijdens de dodenherdenking te praten over de dapperen die ooit voor vrijheid en rechtvaardigheid het regime tartten door in het verzet te gaan of door onderduikers op te nemen in hun huizen terwijl er nu in dit land duizenden onvrij zijn en onrechtvaardig behandeld worden. Mensen van wie het regime eist dat ze vertrekken naar huis waar hun enige zekerheid is dat hun leven onzeker is. Mensen die afhankelijk zijn van het handjevol mensen, het zullen er nu niet veel meer zijn dan in de oorlog, dat dapper genoeg is een ander mens te laten slapen, te wassen en te eten te geven op een plek waar de leiders dat niet toestaan.’

Nu lag de vervolgvraag wel voor de hand. Het leek alsof de verslaggever hem niet durfde te stellen maar het stotterend toch probeerde. ‘Maar bent u niet zelf de baas van dat regime?’

‘Dat ben ik. Maar dat is de politiek, beste man. Ik ben ook leider van een partij. De verkiezingen komen er aan en dat betekent dat we ons moeten profileren op rechts. Zo gaan die dingen. Een goed hart of een visie kunnen we daar niet bij gebruiken. Een visie is een olifant die tussen mij en electoraal gewin in staat. Zoiets was het, geloof ik.’

Zo kende ik hem. Maar het vreemde was, hij deed geen enkele poging te verbloemen dat de politiek inhoudelijk niets voorstelt, dat het alleen maar gaat om zieltjes te winnen met zorgvuldig bedachte retoriek.

‘Ik heb niet de luxe mij als het goede mens te gedragen dat ik eigenlijk ben, hoewel ik hoop de tijd nog mee te maken dat ‘goed mens’ beschouwd wordt als een pleonasme. Misschien was dit mijn laatste poging om het goede in de mens naar boven te halen. Daarom had ik boegeroep gewild. Dan had ik dit uit kunnen leggen ten overstaan van een volle Dam. Duizenden ter plekke en miljoenen in het land waren net twee minuten stil geweest. Twee minuten niet gestoord door de waan van de dag. Misschien zouden ze voor eens echt luisteren. Misschien zouden ze beseffen dat er niet heel veel veranderd is en zouden ze het niet langer accepteren.

De verslaggever kon niet loskomen van de paden die zo zorgvuldig gebaand waren door jarenlange innige samenwerking tussen politici en politiek verslaggevers. ‘Maar vindt u het wel gepast om deze boodschap tijdens de dodenherdenking naar buiten te brengen? Dan willen we het toch niet over ingewikkelde politieke problemen hebben?’, probeerde hij Rutte nog te redden.

‘Blijkbaar niet’, reageerde de premier verbitterd, om er nog aan toe te voegen: ‘We begrijpen niet meer dat je alleen vrij kan zijn als je vecht voor ieders vrijheid, niet alleen die van jezelf. En dat rechtvaardigheid alleen bestaat als hij geldt voor iedereen. We zijn doofgeschreeuwd. Onze alertheid is verdwenen.’

Ik deed de radio uit en keek op mijn telefoon. Geen alert.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten