Twee keer per week, alsof
het een redactieafspraak is, krijg ik een alert van mijn Volkskrant-app. Zo ben
ik al eens gestoord voor de strafmaat van een of ander tot Bonny-en-Clydeproporties
gehypet sneu boevenpaartje maar ook voor de uitslag van een voetbalwedstrijd
die, voor alle geïnteresseerden, zojuist op tv was geweest. In superlatieven wordt elk
gebeurtenisje tot mediaspektakel gemaakt. De alert of het ‘breaking news’ is zo aan hyperinflatie onderhevig dat ik, doofgeschreeuwd, de van mij verwachte alertheid (dat suggereert de naam toch) niet meer kan opbrengen.
gebeurtenisje tot mediaspektakel gemaakt. De alert of het ‘breaking news’ is zo aan hyperinflatie onderhevig dat ik, doofgeschreeuwd, de van mij verwachte alertheid (dat suggereert de naam toch) niet meer kan opbrengen.
De twee
minuten stilte tijdens de dodenherdenking voelt als een oase van rust. Ongeveer
20 seconden lang hoop ik, televisiezwijgend, op een Damschreeuwer, een
ontploffinkje of een andere onverwachte gebeurtenis die mijn sensatiezucht kan
stillen maar al snel verdwijn ik in de stilte en zou willen dat die langer
duurde. Helaas, ook de stilte van deze dodenherdenking was eindig. Het was de premier zelf die de
stilte verbrak met een toespraak over zijn grootouders die de hel hadden gezien
bij het bombardement van Rotterdam waarbij naar schatting 700 mensen omkwamen.
Verder sprak hij over verworvenheden als Vrede, Vrijheid en Rechtvaardigheid (hij vermeed, heel
slim, als derde woord het voor de hand liggende Democratie) waar de dapperen in de oorlog zo hard voor hadden
gestreden. Rutte jeukt, dus de tv ging uit en de radio aan.
Daar hoorde
ik even later Rutte weer. Naar het gesprek dat hij had met de verslaggever
luisterde ik met stijgende verbazing.
‘Mijn hele
speech was één grote provocatie. Ik had hem geschreven om boegeroep uit te
lokken onder de aanwezigen’, verraste hij de interviewer.
‘Hoe kan ik
het bij de dodenherdenking hebben over de 700 doden in de hel van Rotterdam,
terwijl er nu duizenden mensen aan een zeker einde komen in het koude water van
de Middellandse Zee, terwijl ze hun vege lijf proberen te redden ten koste van
hun lotgenoten?’, zei hij. Ik twijfelde of ik hem goed had verstaan en zette de
radio harder.
‘Wanhopige
mensen die, voor zover ze die hadden, huis en haard hebben achtergelaten, om
hun eigen betekenisloze, door gevaar en honger geregeerde, leventje proberen te
redden door een fortuin te betalen aan louche mensensmokkelaars en op wankele
bootjes te vluchten naar een plek waar simpelweg wél voedsel is. Mensen die wij
onze rug toekeren en laten verzuipen. Of, als ze het overleven, laten
tegenhouden door anderen. Wij willen onze vingers er immers niet aan branden’.
De
interviewer op de radio was met stomheid geslagen. Een vervolgvraag leek niet
bij hem op te komen. Ook ik schreeuwde voor eens geen vraag richting radio of
tv. De halfbakken verslaggevertjes die zich politiek journalisten noemen,
stellen immers nooit de juiste vragen. Ze zijn er slechts op uit het toneelstukje
in stand te houden en geven politici alle ruimte zich te uiten in voorgekauwde
holle frasen. Maar dit had ik nog nooit gehoord. Het was Rutte zelf die de
korte radiostilte doorbrak.
‘En hoe durf
ik tijdens de dodenherdenking te praten over de dapperen die ooit voor vrijheid
en rechtvaardigheid het regime tartten door in het verzet te gaan of door
onderduikers op te nemen in hun huizen terwijl er nu in dit land duizenden
onvrij zijn en onrechtvaardig behandeld worden. Mensen van wie het regime eist
dat ze vertrekken naar huis waar hun enige zekerheid is dat hun leven onzeker
is. Mensen die afhankelijk zijn van het handjevol mensen, het zullen er nu niet
veel meer zijn dan in de oorlog, dat dapper genoeg is een ander mens te laten
slapen, te wassen en te eten te geven op een plek waar de leiders dat niet
toestaan.’
Nu lag de
vervolgvraag wel voor de hand. Het leek alsof de verslaggever hem niet durfde
te stellen maar het stotterend toch probeerde. ‘Maar bent u niet zelf de baas
van dat regime?’
‘Dat ben ik.
Maar dat is de politiek, beste man. Ik ben ook leider van een partij. De
verkiezingen komen er aan en dat betekent dat we ons moeten profileren op
rechts. Zo gaan die dingen. Een goed hart of een visie kunnen we daar niet bij
gebruiken. Een visie is een olifant die tussen mij en electoraal gewin in
staat. Zoiets was het, geloof ik.’
Zo kende ik
hem. Maar het vreemde was, hij deed geen enkele poging te verbloemen dat de politiek
inhoudelijk niets voorstelt, dat het alleen maar gaat om zieltjes te winnen met
zorgvuldig bedachte retoriek.
‘Ik heb niet
de luxe mij als het goede mens te gedragen dat ik eigenlijk ben, hoewel ik hoop
de tijd nog mee te maken dat ‘goed mens’ beschouwd wordt als een pleonasme. Misschien
was dit mijn laatste poging om het goede in de mens naar boven te halen. Daarom
had ik boegeroep gewild. Dan had ik dit uit kunnen leggen ten overstaan van een
volle Dam. Duizenden ter plekke en miljoenen in het land waren net twee minuten
stil geweest. Twee minuten niet gestoord door de waan van de dag. Misschien
zouden ze voor eens echt luisteren. Misschien zouden ze beseffen dat er niet
heel veel veranderd is en zouden ze het niet langer accepteren.
De
verslaggever kon niet loskomen van de paden die zo zorgvuldig gebaand waren door jarenlange innige samenwerking tussen politici en politiek verslaggevers. ‘Maar
vindt u het wel gepast om deze boodschap tijdens de dodenherdenking naar buiten
te brengen? Dan willen we het toch niet over ingewikkelde politieke problemen
hebben?’, probeerde hij Rutte nog te redden.
‘Blijkbaar
niet’, reageerde de premier verbitterd, om er nog aan toe te voegen: ‘We
begrijpen niet meer dat je alleen vrij kan zijn als je vecht voor ieders
vrijheid, niet alleen die van jezelf. En dat rechtvaardigheid alleen bestaat
als hij geldt voor iedereen. We zijn doofgeschreeuwd. Onze alertheid is
verdwenen.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten