donderdag 20 augustus 2020

Zomervoeten

Het is niet zo dat twintigtwintig ons in geheimtaal toespreekt. We zijn verhit gepolariseerd terwijl de wereld, vaak letterlijk, in brand staat. 'Verander nu of ik doe het voor je', schreeuwt het ons toe terwijl het ons maanden van afstand gaf om dat onder ogen te zien. 

Toch lukt het me niet een nieuwe versie van mezelf te vinden, hooguit een afgeknepen versie. Net als altijd blijven steeds meer boeken niet gelezen. Nog steeds eet ik vlees, alleen wat minder, stel ik mijn vliegreis uit, niet af en ik eet met vrienden op een anderhalvemeterterrasje dat als een ingroeiende teennagel steeds verder de openbare ruimte claimt. 

En ik ben verhuisd met mijn gezin, want het moest groter. 

We zaten een maand zonder huis. Ik, de vrouw, de dochter van 5 en de zoon, net 1, en het lopen ontdekt. Een nog niet geopende camping bracht uitkomst. We huurden een eigen sanitairwagen en de tent van de eigenaar. We waren de eerste en enige gasten. Hoewel de vrouw nog moest werken, leek het vakantie. De dochter draalde na schooltijd net zolang bij het hek met de pony's totdat de eigenaresse haar liet rijden. Ze reed met kaarsrechte rug. Onze blikken vonden elkaar en we gunden elkaar de overwinning in dit wedstrijdje trots kijken. De zoon rende met opgetrokken schouders en snelle struikelpasjes over het met oud hout en roestige spijkers bezaaide terrein. De dagen vloeiden in elkaar over terwijl ik leunde op het hek van de ponyweide en ik in een tot spelletje gemaakte achtervolging een tetanusinjectie bij de zoon probeerde te voorkomen. Het was warm en als we op de camping waren deden we alles blootsvoets. Naarmate de dagen vorderden verwerden ons aller voetzolen tot zwarte eeltslippers die zelfs na uren weken niet verdwenen. We waren een huisloos gezin met zomervoeten. In dit gat tussen twee adressen, tussen wat was en wat kwam, was alles goed. 

We zijn de gracht over, het centrum uit. De dochter en zoon voelen zich al thuis. In het weilandje achter het huis staan pony's. Mijn dochter is er niet weg te slaan. De zoon vlucht de trap op of ons privépaadje af, schalks achteromkijkend of ik wel in de achtervolging ben. 

Ik beul me inmiddels weer af in het walhalla van rondvliegend zweet en speeksel, de barbecue doet uitgebreid dienst voor te veel vrienden aan een te kleine tafel en in oktober vliegen we naar Spanje. Als ouders er alles aan moeten doen om de toekomst van hun kinderen veilig te stellen, heb ik dit jaar gefaald. Zomervoeten kon ik ze geven, de rest moeten ze zelf doen. 

'Pap, ik ga naar de pony's' 

'Pas op het schrikdraad!' 

'Jahaa, dat weeheet ik. Dat hoef je niet iedere keer te zeggen!' 

Ik hoor mijn zoon boven stommelen. Hij is zelf de trap opgeklommen. Ik had het niet door.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten