‘Ik ken u niet.’
‘Dat snap ik. We treffen elkaar voor het eerst.’
‘Nee, ik bedoel, wie bent u? Uw gezicht komt me niet bekend
voor. Waar zou ik u van kunnen kennen?’
‘Nergens van.’
‘Maar wat doet u dan hier?’
‘Nou, u bent agent toch? Ik dacht, ik stuur u enkele van
mijn columns. Ik heb zelf al geprobeerd contact te leggen met verschillende
media, maar die reageren eigenlijk nooit. U bent bekend in medialand. Als u ze
nou goed vindt, of op z’n minst de moeite waard, dacht ik dat u mij misschien
ergens binnen zou kunnen loodsen. Tegen betaling natuurlijk. Dat is immers uw
werk. Wat vond u er eigenlijk van, als ik zo vrij mag zijn?’
‘Ik heb ze niet gelezen.’
‘Niet gelezen? Waarom niet? U heeft mij uitgenodigd. Dan heeft
u zich toch wel voorbereid?’
‘Natuurlijk wel. Ik heb me een tijdje af zitten vragen waar
ik u toch van ken.’
‘Als u ze niet gelezen heeft, waarom zit ik hier dan?’
‘Dat begin ik mij ook af te vragen. Uw naam kwam mij
enigszins bekend voor. Ik dacht eventjes aan een televisiemaker. Maar dat bent
u niet dus?
‘Nee’
‘Nieuwslezer?’
‘Nee’
‘Schrijver?’
‘Nee’
‘Ex-profsporter?’
‘Ook niet’
‘Acteur, kok, muzikant, wijnkenner, soapster, pornoster
desnoods?’
‘Nee, nee, nee, nee, gelukkig niet en nee. Ik ben leraar,
vind het leuk om stukjes te schrijven en ben op zoek naar een krant,
tijdschrift of desnoods een website die mijn stukjes zou willen plaatsen,
gewoon omdat ze best aardig zijn. Waarom moet ik dan bekend zijn?’
‘Omdat u columnist wilt zijn. Dan moet u dus ergens bekend
van zijn. Dat zijn de regels. Mensen zijn geïnteresseerd in uw mening als u
bekende Nederlander bent. U kijkt toch wel naar Humberto Tan?’
‘Nou nee, eigenlijk niet.’
‘Waarom niet?’
‘Omdat daar zangers over onderwerpen praten waar ze geen verstand
van hebben. Altijd gratuite, vaak waardeloze meninkjes dus.’
‘Precies, en daar kijken een miljoen mensen naar. Zo werkt
het.’
‘Net zoals bij DWDD dus. Dat je elkaar kent en dat je
afwisselend met dezelfde mensen over dezelfde mensen praat. De kontnökpolonaise.
Matthijs als megalomane Johnny the selfkicker voorop, en Nico, Marc Marie, Giel, Prem, Jort, Halina, met voorbinddildo natuurlijk, Jan, Sylvana, ook met
hulpstuk en Felix erachteraan.’
‘U begrijpt het. Als u nu eens aan die polonaise zou kunnen
meedoen, dan kan ik wat voor u betekenen.’
‘En hoe kom ik daar terecht dan.’
‘Bekend worden.’
‘….’
‘Bent u echt geen televisiemaker? Ik zou toch zweren, uw
naam, dat u…’
‘Dat is mijn broer.’
‘Uw broer zegt u? Daar hebben we een aanknopingspunt. Als we
nu eens klein beginnen. In uw woonplaats. Weten ze daar dat u een bekende broer
heeft?’
‘Sociale gesprekjes bij de bakker en de supermarkt gaan
vaker over hem dan over mij, als u dat bedoelt.’
‘Dat bedoel ik precies! En dan wordt dat de rode draad in uw
columns. Hoe het is om ‘de broer van’ te zijn?’
‘Maar dat wil ik niet, ik wil gewoon mijn eigen stukjes
schrijven, over onderwerpen waar ik voor kies.’
‘Dat gaat niet. U bent zelf niet bekend dus zullen we de
bekende relatie eerst moeten uitbuiten. Zo gaan die dingen. En na verloop van
tijd, als men aan u gewend is, kunt u ook uw eigen stukjes schrijven. Staan er
trouwens columns in het plaatselijke krantje?’
‘Ja, eentje van een grappenmaker, annex liedjesschrijver,
annex tekstschrijver en eentje van de oud-voorzitter van de plaatselijke
voetbalvereniging.’
‘Dan gaan we die grappenmaker wippen, daar zorg ik wel voor.
En dan komt u op zijn plek.’
‘Maar hij is juist degene die met taal bezig is. Hij
schrijft leuke stukjes. De meninkjes van de oud-voorzitter zijn toch veel
minder interessant?’
‘Dan snapt u het nog steeds niet. Een plaatselijke
voetbalvereniging is in ieder dorpje het heilige der heiligen. Als je daar bij
hoort, heb je het gemaakt. En een oud-voorzitter, dat moet wel de nestor van
het dorp zijn. De grote grijze geitenbreier, de plaatselijke Matthijs. Zo’n man
met enorme lippen van iedereen die eraan hangt. Nee hoor, de grappenmaker moet
gaan. Helaas’
‘Dan gaat het niet door. Bedankt voor uw tijd.’
‘Maar wat gaat u doen dan?’
‘Een stukje schrijven.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten