Deze column verscheen op 7 mei
Ik sloot m’n ogen twee minuten in de hoop dat de moord in Auschwitz op de tweejarige Grollenaar Heiman van Coeverden niet voor niets was geweest. Of die op zijn vijfjarige zus Rika, op de 21-jarige Leo Trijbits of op de zeventienjarige Helga Heijmans. Of de moord in Sobibor op de veertienjarige Henri Heijmans, de twintigjarige Clara Heijmans en de twaalfjarige Reiny Mok. Ik dacht aan hun kinderen en kleinkinderen die zelfs nooit ook maar een vonk tussen twee verliefde mensen waren geweest. Aan levens nooit geleefd.
Ik hoopte
dat we begrepen dat deze mensenjacht geen geïsoleerde gebeurtenis was. Dat er
eerst jarenlang angst was gezaaid, en haat geoogst. Dat er mensen ontmenselijkt
waren; mensen die van elders kwamen of niet voldeden aan de norm en er dus niet
bij hoorden: joden, reizigers, homo’s. Dat tegenspraak landverraad werd. Dat
men niets deed toen er getreiterd werd en er gebiedsverboden kwamen, toen
mensen bestempeld werden als een gezwel dat verwijderd moest worden. Dat Netty,
Hans en Miep Mogendorff uit de Beltrumsestraat dat gezwel kennelijk waren;
jongvolwassenen in de bloei van hun leven: opgepakt, afgevoerd, verwerkt.
Ik hoopte
dat we nog wisten dat het systeem niet alleen werkte omdat sommigen de leider
luidkeels toejuichten en de retoriek van haat echoden, maar vooral omdat velen
- de meesten - zwegen omdat ze dachten dat het zo’n vaart niet zou lopen, of
het eigenlijk wel best vonden, zolang het hun niet raakte. Dat Roosje Maas –
Eichenwald van de stoffenwinkel in de Beltrumsestraat verdween. Jacob, Karel en
Bram Maas, David Hartog, Aaltje Fortuijn, Theodoor van Schaijk, Selma Wertheim,
Jeanette de Haas, Alagonda Aptroot, Martijn Roos, Abraham Gans, Elisabeth
Beekman, Jansje Hartog en meer dan honderd andere plaatsgenoten ook. Maar dat
de gewone Grollenaar zich koest hield en overleefde.
En dat het
toen meer dan twintig jaar duurde voordat de herdenking niet alleen over
gevallen Nederlandse soldaten maar ook over de honderdduizend vermoorde anderen
mocht gaan. Omdat we toen pas onder ogen durfden zien dat het er veel minder
waren geweest als we allemaal helden waren. Maar dat we ook weten dat de
meesten van ons geen helden zijn. Toen niet en nu niet. En dat het enige wat we
er nog van kunnen leren is het sentiment, het ressentiment, te herkennen. Bij
de ander maar ook bij onszelf. En om het dan, op tijd, te stoppen.
Ik hoopte
dat we beseften dat het geen landverraad is als je je verzet tegen beleid dat
erop gericht is mensen die van elders komen of niet voldoen aan de norm hun
menselijkheid te ontnemen, dat het geen antisemitisme is om genocide te
benoemen als er onschuldige burgers systematisch en in groten getale worden
uitgehongerd en uitgemoord, en dat zelfverklaarde grote leiders altijd van hun
zelfgebouwde voetstuk moeten worden getrokken. En dat je niet moet zwijgen.
Nooit.
Ik sloot m’n
ogen twee minuten in de hoop dat de moord op kleine Heiman en kleine Rika niet
voor niets was. In de hoop dat we op tijd onze ogen openen.
ivargierveld@hotmail.com
Geen opmerkingen:
Een reactie posten