Toen ik jong was stuurde ik nooit kaartjes vanaf een vakantieadres. Ik was weg en had weinig trek bezig te zijn met de achterblijvers. Ik maakte één uitzondering. Ieder jaar ging er een kaartje naar Nieuwstad 7. Dat adres kende ik overigens niet uit m'n hoofd maar dat was ook niet nodig. Café Kras, Groenlo, The Netherlands. Dat was genoeg.
Ik was niet de enige. Als de zomervakantie op z’n einde liep
en we ons langzamerhand weer verzamelden op de plek die ons lief was, hadden
Mary en Andries de tientallen ansichtkaartjes boven de bar gehangen. En terwijl
Mary de bakjes chips, worstjes, kaasjes en nootjes ronddeelde, en wij onze
cassettebandjes overhandigden zodat onze eigen muziek door het café kon
schallen, bedankte ze ons voor de ansicht en vroeg ze hoe de vakantie geweest
was. (Natuurlijk geweldig. Maar wat hadden we Kras gemist.)
Het gebouw is er sinds afgelopen week niet meer. Er rest nog
slechts een bouwput. De laatste jaren was het al niet meer dan een façade; een
plek waar, als ik door m’n oogharen de lege ruimte in keek, echte herinneringen
zich vermengden met de geïdealiseerde geuren en kleuren van wat ooit was. Dan
zag ik in het voorcafé de contouren van de vierkante tafeltjes met tapijtjes,
volle asbakken en bruine knalpotten, daarachter het biljart en de poster van de
Zaterdagavond Sjikke Heggenduikers, en op het terras zag ik de heaters
waaronder naar hartenlust geüpgradede sigaretten van mond tot mond gingen. Maar
vooral zag ik Andries en Mary. Twee lieve mensen, die altijd geïnteresseerd
waren maar nooit nieuwsgierig; die altijd een luisterend oor hadden maar ooit
een oordeel. Bij Kras ging je niet uit; je kwam er thuis.
Ook Andries is er niet meer en op de heilige grond zullen
ongetwijfeld zielloze appartementen verrijzen. Mary is er nog wel. En hoe. Ik
sprak haar in de supermarkt. Ze vertelde me dat ze met een heel goed gevoel
terugkijkt op haar leven en op haar tijd bij Kras; dat ze Andries nog iedere
dag mist maar dat ze allerminst achter de geraniums zit. Ze reist veel en ver
en komt op plekken waar ik nooit zal komen. De dingen die ik haar vertelde over
mijn volwassen leven wist ze eigenlijk al. Ze was de Krasgangers altijd blijven
volgen. We stonden tussen de chocola en de koekjes maar door m’n oogharen zat
ik aan het schap en stond zij achter de bar. Ik was blij dat ze me de kans bood
haar opnieuw te leren kennen want ik schaamde me. Sinds ze de zaak ruim 30 jaar
geleden hadden overgedragen - beter is het daarna, eufemistisch, nooit meer
geworden - had ik me vaak áfgevraagd hoe het met haar ging, maar ik had nooit
de tijd genomen het haar ook echt te vrágen.
Het gebouw is weg maar het hart van Kras klopt nog. Deze
zomer stuur ik Mary een kaartje vanaf mijn vakantieadres. Dat is het minste wat
ik kan doen.
ivargierveld@hotmail.com
Geen opmerkingen:
Een reactie posten