Groenlose Gids, oktober '23
Ik hoorde sirenes. De angsthaas in mij hoefde nu eens niet na te gaan of mijn geliefden veilig waren omdat ik al wist dat achterin deze ambulance mijn dochter lag. Vijf minuten eerder had mijn vrouw gebeld met de mededeling dat op de scans een schedelbreuk met bloeding te zien was. Met turnen had ze een ongelukkige, hoge val op de harde grond gemaakt. En omdat de artsen in Winterswijk niet konden zien of de bloeding was gestopt, moest ze met spoed naar de plek waar ze haar, in geval van nood, konden helpen; Nijmegen.
Het was de dag van de Marianumreünie. Een uurtje later
zouden mijn vrienden van toen en nog steeds bij mij komen om alvast wat
herinneringen op te halen en in te drinken. Niet dus. Geen tijd het verleden op
te rakelen, het heden had me nodig. ‘Rij rustig, en let op’, sprak ik mezelf in
de auto vermanend toe. Ik stelde me voor hoe ergens, ver voor mij, de ambulance
zich met gierende banden een weg slalomde over de Pleijroute terwijl achterin
onze dochter vocht voor haar leven. En hoe ze, eenmaal in het ziekenhuis, de
operatiekamer binnen werd geracet, terwijl chirurgen en assistenten elkaar
bevelen toeschreeuwden.
Niets van dat alles. Er heerste serene rust en ontspanning in
haar kamer. Tranen van opluchting over mijn wangen. ‘Je hoeft niet te huilen,
papa.’ Ze omhelsde en troostte me en vertelde over de geweldige ambulancerit. Ze
had haar situatie goed begrepen en legde me, samen met mijn vrouw en de
kinderneuroloog uit dat de komende 24 uur belangrijk waren en dat ze haar goed
in de gaten gingen houden. Terwijl ik uur na uur obsessief naar haar monitor
loerde, onderging mijn dochter de periodieke testen vrolijk en geïnteresseerd. Terwijl
ik heel hard niet probeerde te denken aan scenario’s waarin er plotseling
alarmbellen afgingen, vond zij in de verpleegsters beste vriendinnen voor één
dag en in de kinderverpleegkunde haar roeping voor de toekomst. In deze
omgekeerde wereld stelde ze vooral ons gerust.
Toen de kinderneuroloog de volgende dag kwam vertellen dat
een operatie echt niet meer nodig was, maar dat ze nog wel zes weken extra voorzichtig
moest zijn, zagen we hoe groot onze kleine meid zich had gehouden. Tranen van
opluchting over haar wangen. ‘Je mag huilen, dochter’. We omhelsden haar.
Een voor-de-zekerheidsdag later reden we met z’n drieën naar
huis zoals we ruim acht jaar eerder met haar, toen nog geen dag oud, naar huis
reden; voorzichtig en plotseling doordrongen van een auto vol kwetsbaarheid. Hoe
nu verder? We moesten er niet aan denken haar weer te laten rennen, fietsen en sporten.
‘Mag ik zaterdag alvast weer bij turnen kijken?’, klonk het achter ons. ‘Nee!’,
schreeuwden we stil. ‘Natuurlijk’, zeiden we zacht. Nu lag de kwetsbaarheid ook
bij ons, vooral bij ons. Zij was boven alles sterk. Mijn God, wat is ze sterk.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten